StaatscourantGewijzigde emissievergunningen Essent NV WKC Moerdijk te Moerdijk en Essent Energie Productie Clauscentrale te Maasbracht

Natuur en milieu | Lucht Bekendmakingen

Meer info over Bekendmakingen ministerie

De directeur van de Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting maakt, gelet op artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht, bekend dat hij de emissievergunning van de volgende inrichtingen heeft gewijzigd op grond van artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, van de Wet milieubeheer: – Essent NV WKC Moerdijk te Moerdijk, in verband met de bouw van eenheid 2; – Essent Energie Productie Clauscentrale te Maasbracht, in verband met het in gebruik nemen van eenheid C. – Rendac Son BV te Son in verband met de wijziging van de NOx-methodiek en plaatsing van een nieuwe WKK. Van 29 april 2011 tot en met 9 juni 2011 liggen de stukken ter inzage bij de Nederlandse Emissieautoriteit, gebouw Centre Court, Prinses Beatrixlaan 2 te Den Haag. Op grond van artikel 20.1 Wet milieubeheer en de artikelen 6:7 en 6:8, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat tot en met 6 weken na de datum van terinzagelegging beroep open, dus van 30 april 2011 tot en met 10 juni 2011. Beroep dient te worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Als beroep wordt ingesteld, kan ook om een voorlopige voorziening worden verzocht bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor het instellen van beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffiegeld geheven. In de brief aan de Raad van State dient te worden aangegeven tegen welk besluit met betrekking tot welke specifieke inrichting beroep wordt ingesteld en waarom. Tevens dient de brief voorzien te zijn van een duidelijke afzender (de belanghebbende) en de verzenddatum en ook dient de datum van bekendmaking van het besluit (datum publicatie Staatscourant) te worden vermeld. Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht (artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht).

Unknown